Paul Steenman stelde: “Goed nieuws, maar u geeft zelf al aan hoe wankel de structurele bijdrage vanuit het Rijk voor de gemeentelijke kas is. Belangrijk, want tweederde van de gemeentelijke inkomsten komen bij het Rijk vandaan.” Hij verwees naar landelijke plannen om het geld anders over de gemeenten te gaan verdelen. Daardoor dreigen vooral plattelandsgemeenten er de komende jaren flink op achteruit te gaan. 

Verder stond onze fractie stil bij de successen van Diftar bij het ophalen van afval. “Nu we voor elke kilo restafval betalen, weten we dat sterk naar beneden te krijgen. We zorgen gewoon samen voor minder afval. Dat is heel mooi, maar het schept ook een verplichting voor de toekomst. We willen mensen blijven stimuleren om minder afval te produceren en goed te scheiden, maar daarvoor moeten ze niet financieel gestraft worden.” Minder afval is nu namelijk wel goedkoper voor u, maar niet goedkoper voor de gemeente. De gemeente betaalt hetzelfde voor de vuilnisauto’s die halfvol rondrijden, maar krijgt minder vergoed van de afval besparende inwoners. GroenLinks wil de rekening dus niet leggen bij de inwoners door bijvoorbeeld het vastrecht te verhogen, maar vroeg het college om een andere toekomstvisie op de bedrijfsvoering.

Tot slot gaven we antwoord op de vraag waar tijdelijk extra geld naar toe zou moeten gaan. Het college stelde zelf voor om het geld, vooral compensatie voor de hoge kosten van de jeugdzorg, te stoppen in wegenonderhoud of  ondernemers- en dorpenfondsen. Dat leek ons geen goed idee. “GroenLinks zou graag zien dat dit vooral wordt gebruikt om de minima te ondersteunen. In tijden met hoge energierekeningen en inflatie worden zij immers het hardst getroffen. Ook voor de langere termijn levert deze ondersteuning ons allemaal wat op, volwassenen en kinderen met minder stress, die mee kunnen doen. Dat is veel waard.” Ook de PvdA dacht in deze richting, waardoor er uiteindelijk door de hele raad gedragen voorstel kwam met extra geld voor minima, ondernemers- en dorpenfonds en groenonderhoud.